Brandveiligheid

Brandveiligheid

Vanaf 1 januari 2018 is het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (in de volksmond BGBOP genoemd) in werking getreden. In deze BGBOP zijn landelijk geldende, uniforme regels opgenomen voor het brandveilig gebruiken van plaatsen die in georganiseerd verband worden gebruikt.

De regels gelden voor alle locaties waar evenementen worden georganiseerd, bijvoorbeeld evenementen in tenten, festivalterreinen of paasvuren. De bedoeling is dat in heel Nederland dezelfde regels gelden voor brandveilig gebruik bij evenementen.

Wil je weten aan welke voorschriften je je moet houden tijdens het organiseren van je evenement? Kijk dan in de BGBOP.

Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (BGBOP)

Voorkomen van brand

Zijn alle inrichtingselementen en aankleding brandveilig?

Inrichtingselementen

Inrichtingselementen/inventaris (podium, kramen, schappen enz.) in een besloten ruimte moeten voldoende brandveilig zijn. Dit is het geval wanneer een naar de lucht gekeerd onderdeel van het inrichtingselement:

  • onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064;
  • voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501-1;
  • een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan brandklasse D als bedoeld in NEN-EN 13501-1;
  • een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als bedoeld in NEN 6065, of
  • een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte is verlijmd met een onderdeel als bedoeld bij het derde of vierde punt.

Aankleding

Aankleding in een besloten ruimte mag geen brandgevaar opleveren. Met aankleding wordt gedoeld op onderdelen die niet worden gerekend tot de constructieonderdelen of tot de inventaris en die dienen ter verfraaiing, zoals gordijnen, wandafwerking, vloerbedekking en versiering.

Dit brandgevaar is niet aanwezig indien de aankleding:

A) een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert.

B) onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064.

Toelichting: NEN 6064 is een norm bedoeld voor het bepalen van onbrandbaarheid van bouwmaterialen. Bij die materialen kan gedacht worden aan keramische materialen, glas, massief gips, steenachtige materialen, metalen (staal, ijzer,koper, zink, lood, aluminium), steenwol, glaswol en bepaalde minerale boardmaterialen.

C) voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501-1.

Toelichting: Deze norm geeft de reactie op de vuur classificatie procedure voor alle bouwproducten, inclusief producten opgenomen in bouwelementen. Producten worden beschouwd in relatie tot de uiteindelijk te gebruiken applicatie.

D) voldoet aan de eisen voor constructieonderdelen (een zijde van een constructieonderdeel in een besloten ruimte voldoet aan brandklasse B en aan rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2) of

E) een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden.

De eenvoudige brandproef:
Om te bepalen of de waarden van onderdeel E worden gehaald, kan een monster van het materiaal worden genomen en worden beproefd. Daarbij kan als volgt tewerk worden gegaan:

  • Neem een monster (ongeveer 5 x 25 cm) van het materiaal;
  • Houd een uiteinde van het monster in een vlam, zoals bijvoorbeeld van een aansteker of lucifer;
  • Neem wanneer het monster vlam heeft gevat of nadat 5 seconden zijn verstreken de ontstekingsbron weg.

Het materiaal voldoet als aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. tijdens de verhitting zijn geen druppels vrijgekomen (al of niet brandend of druipend) à art. 5.19 lid 3;
  2. tijdens de verhitting zijn geen roetvlokken vrijgekomen;
  3. het materiaal vlamt niet meer dan 15 seconden na en gloeit maximaal 60 seconden na.

Vrije hoogte

De verticale vrije ruimte tussen de vloer van een besloten ruimte voor het verblijven of het vluchten van meer dan 50 personen en niet op de vloer aangebrachte aankleding is ten minste 2,5 m. tenzij:

  • de aankleding onbrandbaar is;
  • de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert, of
  • de aankleding zich bevindt boven een gedeelte van een vloer waar zich geen personen behoren te vinden.

Ballonnen met brandbaar gas?

In een besloten ruimte mogen geen met brandbaar gas gevulde ballonnen aanwezig zijn.
Opmerking: Helium, vaak gebruikt om ballonnen te laten opstijgen, is niet brandbaar. Ook lachgas, recreatief gebruikt om te inhaleren vanwege de tijdelijke roes, is niet brandbaar. Dus over het algemeen kan men zeggen dat dit artikel overbodig in de BGBOP staat, omdat ballonnen nooit met brandbaar gas gevuld worden.

Warmtebronnen

Bij apparatuur en installaties die warmte ontwikkelen mag, ter voorkoming van brand, de temperatuur van een gedeelte dat in aanraking kan komen met de aankleding van een besloten ruimte, niet hoger worden dan 90°C. Dit geldt niet voor zover de aankleding onbrandbaar is.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 5.4 en 5.5. 

Wordt open vuur op een veilige manier toegepast?

Open vuur is in de BGBOP uitgelegd als een niet van de buitenlucht afgeschermde warmtebron. Daarmee kan open vuur een aansteker, een kampvuur, een BBQ, een gasbrander etc. zijn.

Daarnaast is het begrip veilig op meerdere manieren interpreteerbaar. Er kan in ieder geval met de volgende zaken rekening worden gehouden:

  • In de nabijheid van het open vuur dient een blusmiddel aanwezig te zijn. Dit kan een emmer met water of zand zijn of een draagbaar blusmiddel.
  • Een minimale vrije ruimte rondom het open vuur van 2 meter.
  • Geen brandbare materialen rond het open vuur die aangestraald kunnen worden.
  • Er dient toezicht op het open vuur te zijn door een volwassen persoon.
  • Denk ook aan de opstelplaats van het open vuur in relatie tot vluchtwegen/menigte in de nabijheid.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 5.2.

Is de opslag van brandgevaarlijke stoffen zodanig dat bij brand geen onveilige situaties ontstaan?

In, op of nabij een bouwsel zijn geen:

  • Gasflessen tot een totale waterinhoud van 125 liter gezamenlijk opgesteld;
  • Dieselolie, gasolie of lichte stookolie van meer dan 1000 liter opgesteld.
    Brandstof in het reservoir van een verbrandingsmotor of een ander warmteontwikkelingsapparaat vallen hier niet onder.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP artikel 5.6, 5.7 en 5.8.

Is de gasinstallatie inclusief de onderdelen in goede staat, gekeurd en op de juiste manier toegepast?

Gasflessen

Moeten een inslag of etiket bevatten waarop de volgende elementen duidelijk leesbaar zijn:

  • Het UN-nummer en de juiste vervoersnaam van het gas;
  • Het gevaarsetiket volgens VLG/ADR;
  • Datum (jaar) van het volgende periodieke onderzoek

Elke gasfles moet voorzien zijn van een ingeslagen keurmerk en de datum van het eerste onderzoek en eventuele herkeuringen (periodiek onderzoek).

Voor gasflessen met Butaan, LPG enz. geldt een interval van 10 jaar.

Drukregelaar en gasslangen

Check of de juiste drukregelaar toegepast wordt. Hiervoor moet je de specificaties lezen op de regelaar en de gasfles.

Met betrekking tot de slangen kan een gebruiksduur van tien jaar aangehouden worden. Er staat een datum op wanneer de gasslang is gemaakt of een datum waarop de gasslang vervangen moet worden..

Daarnaast dient er bekeken te worden of er geen scheuren of andere gebreken in de slang en de aansluiting (klem of vaste eindverbinding) zitten. Bij het constateren van gebreken de slang laten vervangen, ook al “voldoet” deze nog volgens de op de slang vermelde datum.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 4.10.

Veilig vluchten bij brand

Voldoen de vluchtroutes qua lengte, aantal en capaciteit?

Denk hierbij aan:

  • De maximale loopafstand is 60 meter;
  • Een verblijfsruimte of een gebied met meer dan 225 personen heeft tenminste twee uitgangen met een onderlinge afstand van 5 meter;
  • De capaciteit van een tegen de vluchtrichting indraaiende deur heeft een maximum van 60 personen.

Om een capaciteitsberekening te kunnen uitvoeren zijn de volgende waarden van toepassing:

  • 45 personen per meter op een trap;
  • 90 personen per meter dubbele deur die minder dan 135 graden te openen is;
  • 110 personen per meter enkele deur die minder dan 135 graden te openen is;
  • 135 personen per meter vrije doorgang of als de doorgangen meer dan 135 graden te openen zijn.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP artikel 3.32, 3.33 en 3.35.

Voldoen de doorgangen en gangpaden aan de minimum vereiste afmetingen?

In een vluchtroute heeft elke vrije doorgang een breedte van tenminste 0,5 m. Daarnaast heeft deze vluchtroute minimaal 1 doorgang met een minimale breedte van 0,85 m. en voor elke doorgang geldt een hoogte van 2 meter.

Gangpaden tussen inrichtingselementen zijn minimaal 1,1 m. breed en vóór de uitgangen dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de breedte van deze uitgang. M.a.w. inrichtingselementen mogen de weg naar de uitgang niet verder versmallen dan de breedte van die uitgang.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 3.34, 4.16 en 5.18.

Is de vloeroppervlakte voldoende vrij voor het aantal opgegeven personen?

Hiervoor gelden onderstaande eisen:

  • Vrije ruimte zonder obstakels: 4 personen per m2
  • Vrije ruimte voor personen met zitplaatsen: 2 personen per m2 (met losse obstakels)
  • Vrije ruimte voor personen met zitplaatsen: 2,4 personen per m2 (met vaste obstakels)
  • Vrije ruimte met zitplaatsen (gekoppelde stoelen): 3 personen per m2

Vrije ruimte is het beschikbare oppervlakte zonder podia, bar en verdere inventaris.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 5.17, lid 1.

Zijn de zitplaatsen veilig opgesteld?

De zitplaatsen dienen opgesteld te worden zoals het vergund is. Let wel op dat de gangpaden en vrije ruimte voldoende vrij zijn. Onderstaand zijn de eisen opgenomen die gelden voor de zitplaatsen en vrije ruimte.

Koppelen stoelen
In een ruimte of op een plaats met meer dan 100 zitplaatsen moeten de zitplaatsen zijn gekoppeld of aan de vloer bevestigd, zodanig dat deze niet kunnen verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang, voor zover die zitplaatsen in een cluster van meer dan 4 rijen van meer dan 4 stoelen zijn opgesteld.

Ruimte tussen rijen
Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig zijn met een breedte van ten minste 0,4 m, gemeten tussen de loodlijnen op de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen. Indien in zo’n rij tussen de zitplaatsen een tafel is geplaatst, mag die zich niet in de vrije ruimte bevinden.

Aantal zitplaatsen naast elkaar
Een rij zitplaatsen die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen hebben.

Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang uitkomt, heeft ten hoogste:

  • 16 zitplaatsen indien de vrije ruimte tussen de rijen niet groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is;
  • 32 zitplaatsen indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is;
  • 50 zitplaatsen indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 1,1 m is.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 5.17, lid 2 t/m 6.

Is er voldoende verlichting op het terrein aanwezig?

Als het evenement in het donker plaatsvindt dienen zowel de verblijfsruimtes als de vluchtroutes verlicht te zijn. Dit betekent dus ook verlichting buiten op het terrein. Overdag vergt het inschatten hiervan extra aandacht. Heb ook aandacht voor aansluitende paden/vluchtwegen. 

Bij twijfel over voldoende verlichting adviseert de brandweer extra verlichting aan te brengen.

Bovenstaande is te vinden in BGBOP: artikel 4.2, lid 2.

Zijn er vluchtrouteaanduidingen aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats en voldoen deze aan de NEN-EN-ISO-7010 en aan de zichtbaarheidseisen van de NEN-EN 1838?

Verplicht in verblijfsruimtes voor meer dan 50 personen en ruimtes waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert. Dit geldt ook voor het terrein buiten (bij meer dan 50 personen).

Plaatsing van de vluchtrouteaanduidingen: het belangrijkste is dat de aanduidingen duidelijk waarneembaar zijn. Dit zal vaak boven de doorgang(en) zijn, waar de vluchtroute begint of doorheen loopt. In sommige ruimten of op het buitenterrein kan het raadzaam zijn de vluchtrouteaanduiding hoger te hangen om te voldoen aan de eis van duidelijke waarneembaarheid. Bij een grote afstand kan een grote aanduiding verstandig zijn.

Bovenstaande is te vinden in BGBOP: artikel 4.15.

Is er noodverlichting aanwezig met voldoende verlichtingssterkte?

Verplicht bij verblijfsruimtes voor meer dan 75 personen en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert.

De noodverlichting mag op twee manieren uitgevoerd zijn:

  • Als noodverlichtingsarmatuur of,
  • de ‘noodverlichting’ dient op een andere energiebron dan de gewone verlichting aangesloten te zijn.

Deze noodverlichting kan bestaan uit gewone verlichting. Doordat deze aangesloten is op een andere energiebron zoals bijvoorbeeld een (tweede) aggregaat is er altijd voldoende oriëntatieverlichting.

Als dit zo is uitgevoerd is het verstandig om te bekijken welke verlichting op welke bron is aangesloten. Bij uitval van een energiebron dient de aangesloten verlichting op de andere bron voldoende licht te geven.

NB. Verlichting aansluiten op twee groepen is niet voldoende. Het betreft hier namelijk geen alternatieve energiebron.

Bovenstaande is te vinden in BGBOP: artikel 4.3.

Beheersen van brand

Zijn bakkramen/-wagens op voldoende afstand geplaatst van gebouwen, bouwsels en andere bakkramen/-wagens?

Als vuistregel kan twee meter gehanteerd worden. Wanneer er gefrituurd wordt op gas dan dient een afstand van 5 meter gehanteerd te worden.

De afstanden gelden niet als de bakkraam uitgerust is met een automatische blusinstallatie of er een WBDBO van 60 minuten tussen de objecten zit. Mocht de automatische blusinstallatie aanwezig zijn, controleer dan wel wanneer deze voor het laatst gekeurd is.

De eis tussen bakkramen onderling geldt ook niet wanneer de bakkramen van dezelfde eigenaar zijn. De doelstelling van het BGBOP is hetzelfde als het Bouwbesluit: ‘de buren mogen er geen last van hebben’. Dit geldt uiteraard niet tussen een tent en een bakkraam die van dezelfde eigenaar zijn.   

Zijn aggregaten brandveilig opgesteld?

De vraag is op deze manier gesteld omdat het niet wettelijk verplicht is om het aggregaat ontoegankelijk te maken voor publiek. Wel is het verstandig om dit te doen i.v.m. sabotage en om die reden word het vaak in de vergunning als voorwaarde opgenomen. Het advies is altijd wel om het aggregaat af te schermen voor publiek.

Daarnaast geldt er wettelijk gezien geen afstandseis wanneer het aggregaat veilig is, lees: voldoet aan de NEN 1010. Mocht dit niet aangetoond kunnen worden dan dient het aggregaat op 5 meter afstand geplaatst te worden. Deze 5 meter is dan de afstand waarop in theorie geen brandoverslag plaats kan vinden.

­Energie Opslag Systemen
Op evenementen en overige plaatsen worden gaandeweg steeds meer mobiele energie opslag systemen (EOS) toegepast. Deze zijn gebaseerd op de toepassing van lithium houdende accu’s voor de opslag en afgifte van elektrische energie in plaats van de traditionele aggregaten op fossiele brandstof.

Gezien het feit dat lithium houdende accu’s  steeds goedkoper worden en de groene agenda van de overheid is de verwachting groot dat de toepassing van mobiele EOS systemen sterk zal gaan toenemen.

Aangezien mobiele EOS systemen grote vermogens kunnen leveren is er een restrisico aanwezig met grote impact op de aanwezige personen, omgeving en de hulpverleningsdiensten.

Het grootste risico bij lithium ion batterijen is het optreden van een zogenaamde “thermal runaway”[1]. Dergelijke branden zijn voor de brandweer zeer moeilijk te bereiken en te bestrijden, daarnaast komen er zeer giftige en bijtende stoffen vrij die zorgen voor grote impact op de omgeving.

In verband met deze gevaren zijn door het Landelijk Kenniscentrum Evenementen de volgende eisen opgesteld t.a.v. de plaatsing van het EOS:

  • Plaats het EOS aan de rand van het evenementengebied, zo ver als mogelijk verwijderd van publiek.
  • Hou rekening met de te verwachten windrichting tijdens het evenement. Meestal zal de windrichting zuidwest zijn, echter kan dit tijdens het evenement anders zijn.
  • Zorg voor een stabiele ondergrond, ook bij natte omstandigheden.
  • Het EOS moet aan vijf zijden bereikbaar zijn voor voertuigen van de brandweer.
  • Een veilige afstand tot omliggende gebouwen of bouwsels bedraagt 5 meter.
  • Bluswaterafvoer, afhankelijk van wijze van koeling.
  • Om het EOS dient een degelijke aanrijbeveiliging aanwezig te zijn.
  • Plaats het EOS zo ver mogelijk van kwetsbare objecten.
  • Binnen 40 meter van het EOS dient een bluswatervoorziening aanwezig te zijn.

Bovenstaande is te vinden in BGBOP: artikel 6.1.

 

[1] Als een cel van een lithium ion accu instabiel wordt komt er een proces op gang in de cel waarbij in de cel brandbare gassen worden geproduceerd. Hierbij loopt de temperatuur in de cel op tot 1000 °C of meer. Door de temperatuursverhoging in de cel zullen naastgelegen cellen gaan opwarmen en komt in deze cellen hetzelfde proces op gang. Het uiteindelijke resultaat is een kettingreactie die zich van cel op cel voortplant. Dit noemen we een “thermal runaway”.

 

 

Veilig en effectief optreden bij brand

Worden bezoekers, personeel en hulpdiensten op tijd gealarmeerd en zijn er voldoende personen aangewezen om de ontruiming bij brand voldoende snel te laten verlopen?

Voor de toezichthouder kan het een controlepunt zijn om te kijken of dat wat in het veiligheidsplan is opgesteld ook daadwerkelijk is uitgevoerd of uitgevoerd gaat worden.

Vragen hierbij kunnen zijn:

  • Hoe wordt de brand tijdig vastgesteld?
  • Hoe worden de bezoekers/personeel gealarmeerd?
  • Wie alarmeert de hulpdiensten en wie vangt ze op?

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 4.12, 4.14 en 4.22.

Zijn er voldoende blusmiddelen aanwezig en worden deze adequaat onderhouden?
  • Verplicht in een verblijfsruimte voor meer dan 50 personen;
  • In de nabijheid van opslag voor brandbare goederen of een toestel/installatie voor het koken, braden en frituren;
  • Dienen eens per twee jaar onderhouden te worden;
  • Advies; minimale inhoud van 6 liter (blusschuim);
  • Dienen zichtbaar opgehangen te worden of te worden voorzien van een pictogram.

Bij evenementen wil men om terechte redenen (misbruik door dronken publiek, diefstal) de blussers nog weleens uit het zicht plaatsen. Dit is redelijk mits bewaking/personeel een instructierondje krijgt waar de blusmiddelen zich bevinden. Publiek welke een bluspoging doet is geen reëel scenario.

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 4.20.

Is het terrein en zijn bouwsels zodanig bereikbaar voor hulpverleningsdiensten dat tijdig bluswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en hulp kan worden geboden?

De aanrijroute voor hulpdiensten is een obstakelvrije route met:

  • een breedte van ten minste 4,5 m;
  • een verharding over een breedte van ten minste 3,25 m, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kilogram (Denk aan rijplaten op zachte grond);
  • een vrije hoogte boven de kruin van de weg van ten minste 4,2 m (let hierbij op spandoeken/bogen etc.);
  • een doeltreffende afwatering.

De hulpverleningsroute mag niet samenvallen met een publieksroute/vluchtroute of deze kruisen.

Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de grote draaicirkel voor blusvoertuigen (dus let er op dat er geen te krappe bochten in de hulpdienstenroute zitten).

Bovenstaande is terug te vinden in BGBOP: artikel 4.24, 4.25 en 4.26.